Woensdag, 21 februari 2024

Ik heb al weken last van vage, maar daarom niet minder verontrustende klachten, wanneer ik eindelijk naar de dokter fiets. Al dagenlang probeer ik in mijn hoofd te formuleren wat ik haar moet zeggen. Hoe ik moet uitleggen wat ik zelf niet duidelijk voel of begrijp. En wat de ene dag anders aanvoelt dan de andere, of soms wel, soms niet. Maar op deze manier kan het niet verder, en ik ben ondertussen ongeruster dan goed voor me is. Ik voel een voortdurende evolutie in mij; twee weken geleden zag mijn verhaal er anders uit dan nu.

De dokter luistert en ik zie de frons op haar voorhoofd steeds dieper worden. Ik wil zeggen: ik begrijp er ook niks van, en het maakt me gek.
Ze betast en beklopt mijn benen, billen, rug, vraagt of ik haar voel. En of ik mijn benen wel altijd voel. Zonder te beseffen dat ze daarmee mijn angst aanwakkert, en me de volgende dagen meermaals doet afvragen of ik toch geen verdoving of tintelingen ervaar.
Het internet leert mij dat de aandoening waar mijn huisarts voor vreest ‘zeer zelden voorkomt’. Bij 1 op 65.000 mensen. Maar ook dat wanneer je tintelingen of gevoelloosheid in je benen of onderrug begint te voelen, je binnen de 48 uur, en liefst binnen de 24 uur, moet worden geopereerd, wil je niet voor de rest van je leven verlamd zijn of incontinent.

Twee dagen later krijg ik ’s avonds laat een koptelefoon met Black Eyed Peas over mijn oren en word ik onder een scanner geschoven. Buiten sneeuwt het en het weervolk heeft aangemaand om thuis te blijven. Ik ben opgelucht dat de afspraak voor april, zoals eerst aan de telefoon gezegd, op de valreep kon worden omgezet naar een toevallig vandaag vrijgekomen plaats. Dat ik me niet nog drie maanden moet inbeelden dat ik aan het verlammen ben.
Toen we de beboomde parking van het in een bos gelegen ziekenhuis opgleden, alles wit, had ik gedacht: hier was ik het laatst 24 jaar geleden, op een zwoele augustusnacht, om te bevallen. En nu kom ik hier mankerend, niet wetend waarvoor, en ook nog met een andere man.
Wanneer we een uur later weer buiten staan in een dikke laag sneeuw, zie ik dat we het voor de nacht gesloten gebouw hebben verlaten naast een brede deur met daarboven in grote, niet mis te verstane letters: MORTUARIUM.

In afwachting van de resultaten probeer ik niet te hard te denken aan rolstoelen en lekkende blazen. Ik ontbijt staande en kijk naar series op een zacht kussen. Als een bomma.
Enkele dagen later krijg ik, met jagend hart, van de huisarts te horen dat de MRI geruststelde dat ik niet de gevreesde aandoening heb.
Maar ondertussen zit ik wel bijna te wachten op de symptomen waar de dokter altijd weer naar vraagt, en word ik soms gek van de angst. Wil ik mijn lichaam op de lastigste momenten kunnen openritsen om eruit te stappen, omdat ik het gekriebel, het gewring, de druk, steken en tintelingen niet meer verdraag.
Glijd ik zo diep af in de angst en onzekerheid dat ik de set tarotkaarten die ik eens cadeau kreeg bovenhaal. Om er dan keer op keer de kist (‘ernstige ziekte’! ‘dood’!) en de zeis (‘gevaarlijke situatie’! ‘operatie’!) uit te halen. En op een ochtend met tintelende benen durf ik niet te ontbijten omdat ik ervan overtuigd ben dat ik zo dadelijk zal worden opgenomen voor een spoedoperatie.

Door een dubbele afspraak kom ik enkele dagen later terecht bij een andere arts in dezelfde praktijk, en ik denk: misschien heeft zij een andere kijk.
Het is onaangenaam warm in de kamer. De dokter draagt een felblauwe trui met rolkraag en heeft haar al kleine ogen nog kleiner gemaakt met een strenge zwarte lijn op de onderste oogleden. Zij fronst iets minder bij het aanhoren van mijn onduidelijke klachten, en maakt kordaat een afspraak voor een EMG. ‘En als die niets aan het licht brengt, dan gaan we voor een coloscopie’, roept ze enthousiast. Ho, ho, denk ik. Niet zo snel. Ik wil niet op gokronde langs een reeks ziekenhuizen en poliklinieken.

De week erop schudt de arts die de EMG zal maken haar hoofd bij het openen van de brief van de huisarts. ‘Hier kan ik niets mee’, zucht ze. Even voel ik me opnieuw falen met mijn ingewikkelde, wisselende klachten.
‘Heb je pijn in je benen?’ vraagt ze. Nee, dat heb ik niet. Maar ze zal de huisarts en mij een plezier doen en jaagt toch maar haar naalden en stroomstootjes door mijn benen, lies en voeten.
‘Resultaat na het weekend bij de huisarts,’ besluit ze, ‘maar ik kan je nu al vertellen dat je, wat mij betreft, niks mankeert.’

Terug bij de huisarts wil ik haar ‘ik weet het niet meer’ voor zijn en daarom doe ik zelf een paar suggesties, die ik de voorbije weken bij mijn nieuwe vriend, dokter Google, heb bijeengesprokkeld. Of gewoon op straat. Ik herinnerde me plots de vrouw die ik daar tijdens een wandeling tegen een vriendin hoorde zeggen: ik doe nu kine voor mijn bekkenbodem.
Ze knikt en schrijft gedwee een reeks kinesitherapie bij de bekkenbodemspecialist voor, en een echografie van mijn buik. Ik kan weer verder. Na weliswaar opnieuw een paar weken wachten in mijn nog steeds evoluerende lichaam.
Net als 24 jaar geleden gaan er dingen in mijn buik om, maar nu is de uitkomst onzeker.

Ondertussen ben ik moe van twee maanden pijn, ongemak en angst. Een kennis zegt: ‘dat hoort nu eenmaal bij het ouder worden’, en iemand anders suggereert een ‘mee leren leven’, en ik voel me kwaad worden.
Niemand voelt wat ik voel, en als je dan ook nog eens geen klager of overdrijver bent, is het resultaat vaak: niet ernstig genomen worden. Of het gevoel in de steek gelaten te worden door de geneeskunde. En het denk- en zoekwerk in mijn eentje te moeten doen.
Gelukkig zijn er een viertal vrienden die regelmatig vragen hoe het met me gaat, aan me denken, en weten dat dat voldoende is. En uiteraard mijn man.
En de wekelijkse yogales die een echte houvast is. En waar ik gek genoeg geen pijn of ongemak voel, hoe ik mijn lichaam ook plooi of stretch.


Ondertussen zijn we weer enkele weken verder. Gisteren had ik mijn eerste afspraak bij de bekkenbodemspecialist.
Nadat ik kort mijn klachten had uitgelegd, wist ze al wat er aan de hand was. Een onderzoek bevestigde haar vermoedens. ‘Jij hebt gewoon te veel bekkenbodemoefeningen gedaan, op een verkeerde manier’, zei ze. ‘En nu zijn je bilspieren ontstoken. En ja, dat is voelbaar tot in je staartbeen en ingewanden. … Eerst werken we de ontsteking weg, en daarna leer ik je hoe je je bekkenbodem op een correcte manier traint. Dat zal niet veel sessies vergen.’

Met een oefentennisbal in mijn handtas fietste ik naar huis. In een stevig tempo, bergop, want mijn lichaam kan dat aan.

Toen ik vanochtend wakker werd dacht ik: als ik niet die meevaller had gehad met de afspraak voor de MRI-scan in januari, zou het nu nog anderhalve maand wachten, pijn, ongemak en angst zijn.

Plaats een reactie